Ik ben in mijn leven een paar keer ver-huisd. Het eerste plekje waar Marina en ik woonden was op een kleine etage, twee hoog. De douche was gebouwd als een kleine cabine in de keuken, dicht bij het geisertje. Ook het toilet was als losse cel in de keuken gebouwd. En toch…wat waren we gelukkig samen.
Daarna gingen we in een echt huis wonen, met een tuin en schuurtje voor de fietsen. Er waren ook slaapkamers. We wisten dat dit een doorgangsplek zou zijn.
Daarna woonden we in een ander huis voor langere tijd, bijna tien jaar. We maakten vrienden in die buurt, mensen waar we nu nog contact mee onderhouden. Ik weet nog goed het dubbele gevoel toen we daar weer vertrokken. We waren blij met ons nieuwe huis en zagen er naar uit om daar te gaan wonen. Toch reed ik met tranen in de ogen de straat uit. Dit voelde als een afscheid, afscheid van een mooie tijd, afscheid van vrienden, zoveel herinneringen.
De verwachting en de opwinding over de toekomst werden gemengd met de melancholie van het afscheid.
Nu we als gemeente verhuisd zijn van de Rozenkranskerk naar het Graaf Engelbrecht college ervaar ik ook beide gevoelens. In Tuinzigt hebben we ons thuis gevoeld en hebben we een plaats ingenomen, ook maatschappelijk gezien. En dat afscheid voelt een beetje zwaar. Tegelijkertijd is er het gevoel van verwachting en opwinding over de toekomst.
Op hetzelfde moment verandert er natuur-lijk niet zoveel. De kerk is iets anders dan een gebouw. Het gebouw is dienstbaar aan de kerk, aan de gemeente. Het gebouw biedt ons een plaats van ontmoeting.
En dat is wat de kerk, ecclesia, ten diepste is, een gemeenschap van gelovigen. Een ontmoeting van mensen die Jezus erkennen als messias, de zoon van de levende God.
Toen vroeg hij (Jezus) hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. (Matteüs 16:15-18)
Wat een prachtige belofte spreekt Jezus uit over de kerk, over de gemeenschap van gelovigen: de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. De kerk zal altijd bestaan!
Gebouwen zijn aan verval en slijtage onder-hevig en zullen soms gesloopt worden. Maar de kerk, de gemeenschap van gelo-vigen, zal altijd bestaan, zal altijd leven, omdat Jezus Christus, de zoon van de levende God, het hoofd is van dat Lichaam.
Het wereldwijde lichaam van Christus, zijn gemeente, zal altijd bestaan!
Mijn gebed is dat onze nieuwe locatie een ontmoetingsplek zal zijn, een plek waar we het Leven delen, een plek waar iedereen welkom is, een plek van Hoop, een plek van Geloof, een plek van Liefde.

Hans van der Meulen
Voorganger