In de jaren tachtig van de vorige eeuw was ik een middelbare scholier. Nu, en­kele tientallen jaren later merk ik dat de muziek die ik in die tijd mooi vond, me nog steeds raakt. Ik ben daar niet uniek in, getuige de feesten die georganiseerd worden, radiozenders en Tv-programma’s die rondom muziek uit de jaren tachtig gemaakt worden. De tieners van toen zijn nu een kapitaalkrachtige doelgroep geworden.

Het was ook in de jaren tachtig dat ik zoals een tiener dat doet, nadacht over het leven, over geloof in God. Niet alles wat ik van huis geleerd had was vanzelf­sprekend, ik probeerde mijn eigen mening en opvattingen te vormen. Ik had vragen, twijfels, diepe gedachten en voelde me niet begrepen door mensen die overal een antwoord op hadden. In die tijd was ik gek van de muziek van U2. Een origineel geluid en mystieke teksten die ruimte lieten voor interpretatie. I try to get in, but I can’t find the door, the door is open, You are standing there, You let me in (Gloria, album: October).

Het was ook ergens in de jaren tachtig dat geloof voor mij iets persoonlijks werd. Geloof dat niet gedefinieerd werd door antwoorden op al mijn vragen, maar geloof dat gedefinieerd werd door een gevoel van Zijn aanwezigheid. Vooral na het overlijden van mijn moeder, waar ik veel vragen over had, ervoer ik niet alleen te zijn. Zonder antwoorden op mijn specifieke vragen te krijgen, kreeg ik ‘Het Antwoord’ op al mijn vragen.

Deze week zag ik een YouTube-filmpje waarop mijn held Bono, zanger van U2, geïnterviewd werd. Natuurlijk wist ik dat hij geïnspireerd was door geloof in zijn teksten. Maar helemaal duidelijk vond ik zijn teksten ook niet. One man come in the name of love, one man come and go, one man come he to justify (Pride, album: the unforgettable fire).

Bono werd geïnterviewd door een interviewer die met stijgende verbazing zijn vragen stelt. Hier volgt een stukje uit het interview, letterlijk vertaald.

I: Bid jij?                                  B: Ja

I: Tot wie of wat bid jij?           B: tot Christus

I: Wat bid jij?

B: Ik bid om Gods wil te kennen. Ik bid ook, samen met mijn gezin, voor mensen die we kennen die het moeilijk hebben.

I: Wat of wie was Jezus?       

B: Hij was niet alleen een groot denker of filosoof. Hij zei van zichzelf dat Hij de Messias was. Hij werd gekruisigd omdat Hij zei dat Hij Gods zoon was.   Weet je…..of Hij is de zoon van God, of Hij is gek. Ik kan moeilijk accepteren dat gedurende 2000 jaar, miljoenen, miljarden mensen hebben ervaren dat hun leven geraakt werd en dat zij geïnspireerd zijn door …..een gek.

I: En daarom geloof jij dat Hij goddelijk is?

B: Ja.

I: En daarom geloof jij dat Hij lichamelijk is opgestaan uit de dood?

B: Ja. Wonderen zijn voor mij geen probleem.

I: Dus jij bidt tot Jezus als jij bidt?

B: Ja.

I: Tot de opgestane Jezus?

B: Ja

I: En jij gelooft dat Hij beloften heeft gedaan die werkelijk uitkomen?

B: Ja, dat geloof ik.

Ik wens jullie gezegende Paasdagen toe!

Hans van der Meulen
Voorganger